Wan Pipel

WAN PIPEL

We hadden ruzie die middag. De Hindoestaanse jongen op de foto helemaal boven in het midden, die als enige rood-wit had verstaan in plaats van wit-rood, en ik. Ergens in 1994.
Ik heb hem afgemaakt.
Het grasveld slash gymveld deed dienst als arena.
Twee jongens hielden de wacht. We wilden liever niet onder de boom belanden (daarover straks meer) dus hebben we zo min mogelijk mensen uitgenodigd.
Aan de ene kant stond Sandro, een Creoolse jongen die het gezicht had van een Bulldog.
Aan de andere kant stond Kabir, een Hindoestaan, geloof ik iets te eten wat tegenwoordig bekend staat als een rotiwrap.
We zeiden niet veel.
Eerst heb ik Afzal – z’n naam werd vaak verbasterd tot Afval, sorry daarvoor Afzal – gevloerd, nadat hij me duwde. Ondertussen hield ik m’n bril gewoon op.
Waarom? Omdat ik anders niet kon zien natuurlijk.
Hij was twee koppen langer dan ik, dus moest ik het hebben van m’n uppercuts.
Die kreeg hij dan ook.
Op z’n neus.
Een lekkere stomp op z’n neus. En nog een.
Ook heb ik z’n rooie shirt kapot getrokken.
Tot zover was het een beetje een gelijkspel, moet ik zeggen, want ik was degene die tijdens ons gevecht hard moest huilen. Hij hield het al de tijd droog.
Ik sleepte de overwinning echter binnen toen ik hem met m’n beide vuisten op z’n achterhoofd sloeg.
Voor de mensen die bekend zijn met het fenomeen Street Fighter: dat was een actie die ik had gekopieerd van Zangief, de Russische held, die ook horizontaal zwevend tegelijk met beide benen zijn tegenstander kon torpederen (iets wat ik in een eerder gevecht heb toegepast op de zoon van de hoofdmeester).
Voor de mensen die niet bekend zijn met het fenomeen Street Fighter: zie nl.wikipedia.org/streetfighter (overigens is de Engelse versie van deze pagina een stuk beter en uitgebreider, maar goed).

Het gevecht duurde net iets te lang.
De hoofdmeester, Hollingsworth heette hij, een Humphrey Bogartachtig figuur die, eveneens op een Humphrey Bogart achtige manier, shag rolde, liep naar buiten om op Humphrey Bogartachtige wijze een sigaretje te roken en zag dat er wat gaande was. Hoofdschuddend.
Dat was het einde.
Sandro had staan slapen, wat ‘ie wel vaker deed, we hadden het kunnen weten. Kabir had waarschijnlijk een mond vol roti.
Later, bij de evaluatie, heb ik hem gezegd dat dat niet kon.
Hij knikte begrijpend, z’n mond nog steeds vol.
De hoofdmeester heeft Afzal en ik een uur lang onder een grote boom, op een centraal gelegen veldje op het schoolterrein, laten staan terwijl we elkaar moesten omhelzen. Alle kinderen uit alle klassen zagen het. Babies van een jaar of vier, vijf, lachten ons uit. Ik meen zelfs een driejarig joch te hebben gezien dat z’n tong uitstak en “Chiron en Afzal are sitting in the tree k-i-s-i-s-n-g”zong. Dat was niet leuk.
M’n moeder zei later, toen ik over het gevecht vertelde, dat ze hem een hele lieve jongen vond en dat ze samen met zijn moeder op de kraamafdeling had gelegen. Dat was ook niet zo leuk. Maar ik heb hem wel uitgenodigd voor m’n verjaardag. Daar heb ik geen nare opmerkingen gemaakt over de best wel lelijke drakenblouse die hij aanhad. Ik heb hem zelfs voorgesteld aan m’n nicht, maar hij bedankte vriendelijk en ging vervolgens dansen met het mooiste meisje van de klas.
We besloten uiteindelijk maar dat het een gelijkspel was.
Waar de ruzie over ging weet ik niet meer.